(Vervolg van het verhaal van 4 oktober)
Femke en ik zitten al zwetend simultaan te tikken in een half verlaten schoolgebouw met een non die vooraan in het klaslokaaltje ligt te slapen... Ik zal het verhaal vertellen dat waarschijnlijk op dat van Femke aansluit...
Aangekomen in Caia was het heerlijk om even de benen te kunnen strekken. Maar al snel verlangden we naar de schaduw. Al wachtend op de pont waren de vele (toch op warmte ingestelde Afrikanen) op waterijs aan het sabbelen. Erg gemeen aangezien wij van die zelfgefabriceerde gevallen beter niet kunnen genieten wetende dat we nog uren in een bus zitten waarin diarree natuurlijk geen aanrader is...
Zeurend om een plekje in een busje beloof ik dat Femke en ik niet zo breed zijn en dat we er nog best wel in passen. De patron wordt overgehaald en snoert onze backpackjes vast op het dak van het gammele geval. Boven op de matrassen, koffers, fietsen en vele onbestemde dingen pronken onze backpacks als het torentje op een kasteel. En wat voor een kasteel.
Terwijl de busjes en vrachtwagens de pont de Rio Zambezi oprijden komen we tot de conclusie dat ons busje toch wel het pronkstuk van de parade is. Het is geel, roestig, gammel en gedeukt. Het raam links van de bestuurder bestaat niet meer. Drie lagen plakband dienen als vervanging. (met een ingeknipt luikje omdat door het plakband minder goed naar de buitenwereld is te kijken dan aanvankelijk werd gedacht) Eenmaal op de pont lopen de straaltjes zweet werkelijk overal en je zou zwaar de neiging krijgen om in het koele water te springen, ware het niet dat we zo krap op elkaar staan dat we geen kant op kunnen. Aan de overkant vinden we ons pronkstuk terug en proppen ons erin. Even is het een behoorlijk (en zomogelijk nog warmer rommeltje) het blijkt allemaal toch niet te passen...Femke en ik belanden uiteindelijk samen op een stoeltje. Voordat de bus in beweging komt begint het her en der te kriebelen. Niet figuurlijk, maar letterlijk. Pissebedbeesten werkelijk overal!!! Ze komen uit het karkas van de wagen en kruipen onze broekpijpen en mijn hemdje in. We willen ze wegslaan maar zitten zo krap dat we er met onze handen niet bijkomen. Een moment worden we uitgelachen voor de rest van de reizigers. Overigens, we reizen tot nu toe alleen maar tussen de lokale bevolking, waarvan de kinderen hun ogen uitkijken. Nog geen backpacker tegen gekomen... Wanneer we eenmaal rijden kruipen de beesten terug in het binnenste van het wrakstuk om ons nog af en toe te laten schrikken. We zijn al een hele dag en halve nacht onderweg en moeten nog 200 kilometer naar ons einddoel van de dag. Het is ondertussen 3 uur en we schatten dat het gevaarte deze afstand gaat afleggen met een snelheid van 50 kilometer per uur... We hopen dat de knieën van onze medereizigers die we in onze flanken voelen, onze niertjes simuleren tot het produceren van zeer geconcentreerde urine. Want sinds ons vertrek zijn we nog niet naar het toilet geweest. Al hebben we een megadorst en water mee (je weet nooit wanneer je waar strandt) veel kunnen we niet drinken om rekening te houden met de rekbaarheid van onze kleine damesblaasjes...
We hobbelen vrolijk verder terwijl de meest foute muziek uit de radio schalt. We proberen wat te slapen op elkaars schouder en dromen van een heerlijke ijskoude douche, maar genieten stiekem toch wel een beetje van dit malle moment. Om 18.00 dreigt de zon onder te gaan voordat we onze doel bereikt hebben. Tot overmaat van ramp rochelt, piept en rookt het gevaarte 30 kilometer voor Quilimane (ons einddoel van de dag) en komt langzaam tot stilstand in de middle of nowhere terwijl de zon voor deze dag definitief ondergaat. Gelukkig wordt na wat gepruts het busje aangeduwd waarna het zowaar weer gestage snelheid begint te krijgen. 's Nachts door Mozambique reizen is echt af te raden... Doodeng. Het flauwe licht van wagentje gaf nauwelijks genoeg om de weg te kunnen onderscheiden. De felle tegenlichten leken recht op ons af te komen om op het laatste moment net aan langs ons voorbij te scheren.
Gelukkig (dankzij Femkes schietgebedje?) komen we veilig en in één stuk aan op het busstation van Quilimane (stel je er, behalve chaos, niet veel van voor). Een taxichauffeur die geen idee had waar hij heen ging en net (of niet) zijn rijbewijs had gehaald konden we er nog wel bij hebben. We checkten in bij een hotelletje dat in de Lonely Planet als beste van de toch al magere kwaliteit hotelletjes stond aangegeven. De windwaaiers (hoe noem je die dankbare dingen?) aan het plafon bleken lamgedraaid. Het zelfde gold voor de staande waaiers... Dus kozen we voor deze keer maar voor de enige kamer met airco. Wat duurder, maar ach. Femke duikt onder de douche die tot onze schrik zo luxe is dat er alleen maar stomend heet water uit komt. Ik besluit te gaan genieten van de gedeelde douche op de gang. Heerlijk koel.
We besluiten nog gauw wat te gaan eten bij een tentje om de hoek, want op crackers kun je niet leven. Het blijkt een bijzondere tent. Een stel Portugezen fluiten ons goedkeurend na en alleenstaande (?) mannen komen ´het restaurant` binnen om met een schaars geklede dame het restaurant te verlaten. Maar... de vis was wederom heerlijk!!! Eenmaal terug bij ons hotelletje om de hoek begint ons te dagen waar die mannen uit het restaurant naar verdwijnen. Maar het kan ons niet veel meer schelen, we doen de deur op slot en duiken ons (doorlig) bed in.
Op dit moment zitten we al zwetend simultaan te tikken in een half verlaten schoolgebouw met een non die vooraan het klaslokaaltje ligt te slapen. We hebben net ontdekt dat we toch kunnen pinnen in dit land ( in tegenstelling tot de info uit de Lonely Planet) en hebben het feit gevierd met een overheerlijk ijsje. Al was het een niet al te bijzonder ijsje... nog nooit zo genoten van een ijsje!!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten